home-button

Nico Keizer

Jeugdherinneringen.

PDF-download
Inmemoriamterug

Vanaf de 2e gym zaten we bij elkaar in de klas.

Na school liepen we samen naar huis. Rob woonde iets verder van school dan ik, en we liepen dus eerst naar mijn huis. Als we dan nog niet waren uitgepraat liep ik nog even met hem op naar zijn huis. Als we dan nog niet waren uitgepraat liep hij nog even met mij terug naar mijn huis.

Wij bespraken de grote vraagstukken des levens. Daartoe behoorden, in volgorde van belang: meisjes, meisjes en meisjes. Rob was een jaar ouder, en wist daar dus veel meer van.

Ook bij andere onderwerpen waren Rob’s beschouwingen gekenmerkt door een zekere gedecideerdheid. Rob was niet een zoeker, maar een weter.

Soms mocht ik met hem mee naar binnen. Zijn moeder ontving ons dan liefderijk, met thee en een koekje. Rob ging meteen achter de piano. Eigenlijk boog hij zich eroverheen. Met verticale vingers duwde hij de waarheid in de toetsen. Zijn waarheid.

Ook toen al kwam het voor, dat Rob door een vreemde aandoening werd overmand, waardoor zijn leven aan een draadje leek te hangen. Zoals wij weten is dat draadje bijzonder sterk en taai gebleken. Dat was zijn volharding. Ook in zijn laatste dagen heeft hij die nog heeft laten zien.

Na onze gym-tijd zagen we elkaar wat minder. Rob ging geologie studeren, en ik ging naar de marine. Geologie, dat was een mooi vak, want daarbij kon je leren hoe de aarde geschapen is, en misschien ook door wie. Maar de praktijk viel tegen, want die bestond uit steentjes zoeken onder de brandende zon. Het grote ligt in het kleine. Rob wisselde van geologie al gauw naar rechten. Dat is bij mijn weten de enige keer, dat Rob van een eenmaal genomen besluit is teruggekomen.

Ook bij rechten ligt het grote in het kleine. De grote vragen zijn: wat is recht, en hoe vind je het? De kleine gaan vaak over ruzies tussen mensen die met elkaar in conflict zijn gekomen. Rob vond het grote in de muziek, en het kleine in muzikanten. Steeds heeft hij zijn kennis van het recht ten dienste gesteld van muziek en van muzikanten.

Als Rob weer eens terug kwam van een auteursrechtelijk congres in een ver land, kreeg ik nooit te horen wat daar was besproken en beslist, maar wel wie hij had leren kennen en wat hij met hen had gegeten en gedronken. Als enig kind in liefde maar in eenzaamheid opgegroeid, hield Rob van veel mensen om zich heen. Veel mensen hielden ook van hem. Dat blijkt ook vandaag.

De steen der wijzen zocht Rob niet; die bezat hij al. Boeken schreef hij niet; daarvan waren er genoeg. Wat hij wel deed: hij bracht mensen bij elkaar, en waar nodig redde hij hen uit benarde situaties.

In zijn jonge jaren was Rob communist. Saloncommunist, ongeveer zoals Jean-Paul Sartre, onze grote inspirator in die dagen. Maar van het regime moest hij niets hebben. Rob’s jeugdige communisme tekende zijn solidariteit met de underdog. Als bohémien hield hij op speelse wijze afstand van het establishment, hoewel hij daar als BUMA-jurist steeds meer toe ging behoren. Daar zat een spanning. Toen hij later een koninklijke onderscheiding kreeg, moet hij daarin, met het oog op dat verleden, een plagerijtje hebben gezien. Maar het was natuurlijk meer dan dat. Het was een blijk van respect, van het establishment, voor Rob, en voor zijn grote inzet voor mens en voor muziek.

Na onze gezamenlijke jeugd zijn nog vele jaren gevolgd. Daarin is veel gebeurd. Maar voor al wat later gebeurde, is Rob’s in die begintijd gevormde karakter beslissend geweest. Het is mijn voorrecht, hem in die vormende jaren nabij te zijn geweest.

 

Ten slotte:

Rob, door jouw geestkracht en vasthoudendheid heb je voor veel mensen deuren geopend, die gesloten waren.

Dat is jouw blijvende voetafdruk.

Chapeau!